Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [47]Ik sloeg [48]ulieden met brandkoren, met honigdauw en met hagel, al het werk uwer handen; [49]en gij [keerdet] u niet tot Mij, spreekt de HEERE. 47. Dit is een breder verhaal der plagen, die God hun heeft toegezonden vanwege hunne slordigheid in het bouwen van den tempel. Verg. Deut.28:22, enz. Zie ook 1 Kon.8:37, en inzonderheid Amos 4:6,7,8,9; en hfdst.1 vs.11, en Ps.78:47. 48. Dat is, uwe vruchten. 49. Anders: daar is niemand bij ulieden die tot mij, spreekt de Heere, met verzwijging van het woord keert.